haar lichaam is al meer dan 300 jaar onvergankelijk, maar weinigen kennen het levensverhaal dat zich achter de sarcofaag verbergt
Elke 15 februari opent het klooster van Santa Catalina de Siena in La Laguna een van zijn heiligste vertrekken. Achter ijzeren tralies kijken duizenden ogen naar een ongeschonden lichaam dat niet lijkt te zijn aangetast door de tijd. Het is zuster María de Jesús, bij iedereen bekend als “La Siervita de Dios” (de dienstmaagd van God), een figuur die door gelovigen uit de hele Canarische archipel wordt vereerd.
Maar afgezien van het mysterie rond haar onvergankelijkheid, staan maar weinigen stil bij wie dat weesmeisje uit Sauzal werkelijk was, welk verhaal van pijn en doorzettingsvermogen zij heeft meegemaakt en waarom haar spirituele nalatenschap nog steeds zo sterk voortleeft. De journaliste Elena Marrero en de historicus halen de fragmenten van haar biografie naar boven om een stem te geven aan een vrouw wier leven even wonderbaarlijk was als haar dood.
- Een jeugd tussen verlies en geloof
“Ze werd in 1643 in El Sauzal geboren”, legt Marrero uit, “en raakte al op zeer jonge leeftijd wees”. Op zoek naar een beter leven gaf haar moeder haar af aan een welgesteld gezin in La Laguna. Het echtpaar, dat zelf geen kinderen had, nam het meisje in huis met de bedoeling haar als hun eigen dochter op te voeden.
Al snel deden echter geruchten de ronde die haar lot zouden veranderen: “haar moeder vermoedde dat ze haar naar Amerika wilden sturen en vocht met alle kracht om haar terug te krijgen”.
Die strijd was kort maar hevig, want de moeder stierf kort daarna en het meisje ging bij Inés Pérez, een vriendin van de familie, in La Orotava wonen.
Daar groeide ze op onder liefdevolle zorg, totdat een valstrik vermomd als genegenheid haar opnieuw in gevaar bracht, toen twee vrouwen deden alsof ze een brief van haar tante hadden om haar opnieuw naar La Laguna te brengen. Wat volgde waren jaren gekenmerkt door gevaar, pesterijen en berusting. Een vrouw die geloof verkoos boven rijkdom.
“Ze werd twee keer geprobeerd ontvoerd”, zeggen de vertellers. “Bij een van die pogingen wilden ze haar maagdelijkheid verkopen, daarom wordt ze ook vereerd als beschermster tegen ontvoeringen”. Ondanks dat ze bijna een groot fortuin van haar adoptieouders had geërfd, koos Maria voor armoede en teruggetrokkenheid. Haar lot was duidelijk: zich volledig aan God wijden.
Ze trad in dienst als dienstmeisje in het klooster van Santa Catalina de Siena, waar ze kon wonen zonder bruidsschat te betalen. Ze werd onder de hoede van zuster Jacobina de San Jerónimo genomen en na diens dood wijdde ze zich aan het kloosterleven. Ze leidde een sober, contemplatief leven dat volgens getuigenissen uit die tijd vervuld was van theologische deugden.
Het wonder van het ongeschonden lichaam
Zuster Maria van Jezus stierf in 1731, maar pas drie jaar later werd haar lichaam opgegraven en intact aangetroffen. Sindsdien wordt zij vereerd. Elk jaar op 15 februari, de dag van haar overlijden, en de daaropvolgende zondag wordt haar lichaam aan de gelovigen getoond in een glazen kist, beschermd door een gouden sarcofaag. Alleen de nonnen kennen de sleutels om de kist te openen en elk jaar gooien duizenden gelovigen briefjes met smeekbeden tussen de tralies.
Velen beweren dat ze van ongeneeslijke ziekten zijn genezen nadat ze het glas dat haar lichaam beschermt hebben aangeraakt. Vandaag de dag is de Siervita in het proces van zaligverklaring. Haar leven wordt bestudeerd door de Congregatie voor de Heiligverklaringen in Rome en haar reputatie van heiligheid heeft de grenzen overschreden.
Een museum tussen gebeden
Wie meer wil weten, kan een bezoek brengen aan het Museum van La Siervita, dat is gevestigd in een bijgebouw van het klooster. Daar worden haar kleding, boetekleding, de plank waarop ze sliep, lymfemonsters en persoonlijke voorwerpen van een vrouw wier leven als een relikwie wordt bewaard, zorgvuldig bewaard.